In het FD vandaag:
Amerikaanse biotechbedrijven groeiden in 30 jaar uit tot volwassen farmaconcerns
Krantentitel: ‘Biotechbedrijven VS groeiden in 30 jaar uit tot volwassen farmaconcerns’
Met een beurswaarde van ruim €2 mrd is Galapagos uitgegroeid tot een van de belangrijkste Europese biotechbedrijven, maar daar stopt de ambitie niet. Topman Onno van de Stolpe wil Galapagos uitbouwen tot een heus farmaconcern. Dat wil zeggen dat de onderneming in de toekomst niet alleen nieuwe geneesmiddelen ontwikkelt, maar ook zelf de verkoop en de marketing ter hand neemt.
Als dat lukt, zou dat naar Europese maatstaven een unieke prestatie zijn. Europese biotechbedrijven hebben de verkoop van hun medicijnen tot nu toe vrijwel altijd uitbesteed aan de grote farmaconcerns.
Een klein aantal Amerikaanse biotechbedrijven kan wel als voorbeeld dienen; zij zijn erin geslaagd door te dringen tot de rangen van de grootste farmaceutische concerns zonder hun zelfstandigheid te verliezen. Concerns als Amgen en Gilead stapelden jarenlang verliezen op verliezen tijdens hun zoektochten naar nieuwe medicijnen, maar zagen hun inspanningen beloond toen ze een geneesmiddel op de markt konden brengen dat werkelijk verschil maakte voor patiënten.
De wegbereider aan wie alle andere biotechbedrijven schatplichtig zijn, is zonder twijfel Genentech. Inderdaad al weer een bedrijfsnaam met het woord gen erin. De onderneming is in 1976 opgericht door investeerder Robert Swanson en biochemicus Herbert Boyer. Zij begrepen dat de ontdekking van de recombinant-DNA-technologie uitzicht bood op een hele nieuwe generatie geneesmiddelen.
Recombinant DNA maakt het mogelijk DNA op kunstmatige wijze te combineren en wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het maken van genetisch gemodificeerde organismen. De techniek vormt de basis voor de moderne biotechnologie.
Kopen, kopen, nog niet kopen
Het zijn niet meer alleen de bekende farmaconcerns die biotechbedrijven opkopen. Succesvolle biotechbedrijven manifesteren zich ook nadrukkelijk als kopers. Zo ook Celgene. Dit grote biotechbedrijf is uit op een overname van Medivation, een biotechbedrijf dat een middel tegen prostaatkanker heeft en dat zo’n $10 mrd moet gaan kosten. In de strijd om Medivation moet Celgene opbieden tegen twee klassieke farmareuzen: Pfizer en Sanofi.
Twee van de vier grote Amerikaanse biotechbedrijven hebben ook in Nederland toegeslagen. Amgen nam vorig jaar het kleine en jonge Nederlandse biotechbedrijf Dezima over voor $300 mln. Dat bedrag kan oplopen tot $1,5 mrd als Dezima’s medicijn tegen hartaanvallen zijn beloftes waarmaakt.
Gilead sloot vorig jaar een vergaand samenwerkingsverband met Galapagos, het bekendste Nederlandse biotechbedrijf. Het Amerikaanse concern is nu voor 15% eigenaar van Galapagos, maar heeft beloofd dat het de komende jaren geen poging zal doen om Galapagos volledig over te nemen.
Terughoudendheid
In Nederland kon de nieuwe technologie aanvankelijk rekenen op een kritische ontvangst; de regering bepleitte grote terughoudendheid. ‘Allerlei rampscenario’s deden de ronde, daar baalde ik enorm van’, vertelt Herb Heijneker, die als jonge moleculair bioloog halverwege de jaren 70 naar San Francisco vertrok. Daar werd hij een van de eerste werknemers van Genentech.
Heijneker was ook bij de doorbraak in 1979, toen Genentech erin slaagde menselijke insuline te produceren met behulp van genetisch gemanipuleerde bacteriën. Het was geweldig nieuws voor patiënten met diabetes, die tot dan toe afhankelijk waren geweest van insuline geproduceerd door varkens.
Eyeopener
De vinding van Genentech was een eyeopener. De grote farmaconcerns moesten aanvankelijk weinig hebben van de pioniers uit de biotechwereld, maar het Amerikaanse farmaconcern Eli Lilly ging als eerste overstag en sloot een vergaand samenwerkingsverband met het biotechbedrijf van Swanson en Boyer.
Genentech ging verder met onder meer de ontwikkeling van groeihormonen. Halverwege de jaren 80 nam het Zwitserse farmaconcern Roche een groot belang in het bedrijf. ‘Dat was visionair’, zegt Heijneker. Voor bijna $?50 mrd kwam Genentech in 2009 geheel in handen van Roche. De Zwitsers veranderden weinig bij Genentech, dat nog steeds de reputatie heeft dat de stem van de wetenschappers er zwaarder weegt dan die van de marketeers.
Roche heeft navolging gekregen: de grote farmaconcerns kopen regelmatig biotechbedrijven die veelbelovende geneesmiddelen ontwikkelen. Het overkwam ook Genzyme, een Amerikaans bedrijf dat groot werd gemaakt door zijn Nederlandse ceo Henri Termeer. Het Franse farmaconcern Sanofi nam Genzyme in 2010 over voor $?20 mrd.
Amgen
Een andere Amerikaanse pionier, Amgen, heeft wel zijn zelfstandigheid weten te behouden. Amgen groeide uit tot het grootste biotechbedrijf ter wereld, gemeten naar beurswaarde. Een belangrijk succesnummer van het bedrijf is epogen of epo, bij veel mensen vooral bekend als een verboden middel voor wielrenners. Maar epo — ook al ontwikkeld met behulp van recombinant DNA — is in de eerste plaats een veel gebruikt geneesmiddel tegen bloedarmoede.
Epo gaf Amgen vleugels — ook al omdat het Amerikaanse biotechbedrijf in staat bleek een belangrijk deel van de verkoop zelf ter hand te nemen. De inkomstenstroom die dat opleverde, kon Amgen investeren in nieuw onderzoek en overnames van kleinere biotechbedrijven. Met de ontstekingsremmer Enbrel heeft Amgen een van de best verkocht medicijnen ter wereld.
Twee andere succesverhalen zijn Biogen (1978) en Celgene (1986). Biogen is vooral groot geworden door zijn geneesmiddelen tegen multiple sclerose, ofwel ms.
Celgene
Celgene heeft vleugels gekregen dankzij zijn geneesmiddel tegen de Ziekte van Kahler, een vorm van bloedkanker. Zoals zoveel biotechbedrijven stapelde Celgene jarenlang verlies op verlies. Inmiddels is het bedrijf sterk genoeg om zijn werkterrein uit te breiden naar bijvoorbeeld de huidziekte psoriasis en de reumatische aandoening artritis psoriatica.
Van recentere datum is de opkomst van Gilead, een biotechbedrijf dat in 1988 werd opgericht door Michael Riordan, die zelf in de Filipijnen knokkelkoorts had opgelopen. De onderneming is toonaangevend in medicijnen tegen aids. Onlangs is het bedrijf doorgestoten tot de top-10 van farmabedrijven, dankzij het succes van zijn medicijnen tegen hepatitis-C. Die middelen zijn buitengewoon effectief, maar ook opvallend duur.
Monopolie misbruikt
Gilead verkocht vorig jaar voor bijna $20 mrd aan geneesmiddelen tegen hepatitis-C, waardoor de omzet van het bedrijf in twee jaar tijd is verdrievoudigd. De winstmarges zijn ongeëvenaard hoog. Het is het biotechbedrijf op veel kritiek komen te staan. Gilead zou zijn monopoliepositie hebben misbruikt.
Een opmerkelijk gegeven is dat Gilead de succesvolle medicijnen tegen hepatitis-C niet zelf heeft ontwikkeld, maar de eigendomsrechten verkreeg door de overname van een ander biotechbedrijf vijf jaar geleden. Ook in die zin gaan de grote biotechbedrijven steeds meer lijken op de traditionele farmaconcerns die zo lang hun tegenpolen waren.
Imago
Het maakt dat biotech langzamerhand zijn enigszins romantische imago verliest: het imago van de uitvinders die in hun labs geweldige medicijnen uitvinden, om vervolgens met lede ogen toe te zien hoe meedogenloze farmaconcerns daar een slaatje uit slaan. Ook Amgen heeft een steentje aan bijgedragen aan het reputatieverlies. Het bedrijf kreeg enkele jaren geleden al een boete van honderden miljoenen dollars voor ongeoorloofde marketingpraktijken.