Jullie groeien in een razend tempo. Houden jullie zo gelijke tred met de enorme vraag van de chipmarkt?
Wennink: ‘Nee, de vraag van onze klanten groeit nog veel sneller. In 2020 hebben we van ons werkpaard, de oudere generatie machines met de gevestigde DUV-technologie (zie inzet), 200 exemplaren verkocht. Dit jaar zouden we er 600 kunnen verkopen, maar die vraag krijgen we niet bijgebeend. Niet alleen wij met ASML, maar ook onze toeleveraars niet. Pas zodra lenzen - het meest kritische en duurste onderdeel - geleverd worden, kunnen we de machines maken.’
‘Die groei, met een enorme chipschaarste tot gevolg, verbaast zelfs onze klanten. Wij hebben het niet zien aankomen, onze klanten niet, en de klanten van onze klanten ook niet. Wat we nu meemaken, hield niemand voor mogelijk. Alle rapporten en analyses zaten fout.’
Hoe komt dat?
Wennink: ‘Het antwoord is bijna filosofisch. Technologie heeft tijd nodig om tot volwassenheid te komen. Neem het internet. Eind jaren 90 hadden we de dotcombubbel, veroorzaakt door de enorme beloftes die internettechnologie in zich had. Maar tussen de belofte en de werkelijke uitvoering bleek tien jaar te zitten. Pas in 2010 bereikte het internet zijn mature vorm. Dan volgde plots een nieuwe belofte: alles zou mobiel worden, tot en met het internet der dingen. Maar dat duurt opnieuw tien jaar of langer.’
‘In die tien jaar zijn tienduizenden bedrijven wereldwijd aan het zoeken naar toepassingen. Bijvoorbeeld om met die spotgoedkope chips, zoals sensoren, massaal data op te pikken uit de analoge wereld, die via 5G door te sturen, en daar kunstmatige intelligentie op los te laten. Dat gebeurt onder de radar, op alle mogelijke niveaus. Kijk naar banale keukenmachines als je oven of je vaatwasser, die vol sensoren zitten om de temperatuur, vochtigheid of vervuiling te meten en uit te lezen. Daarvoor heb je al gauw vier, vijf chips nodig. Dat fenomeen speelt tegelijk in honderdduizenden toepassingen.’
‘Niemand had ooit al die toepassingen opgeteld. Nobody connected all the dots. Het probleem is dat we nu pas beseffen dat de groei exponentieel is. En, zoals we geleerd hebben met coronabesmettingen, is het dan eigenlijk al te laat.’
Wil dat zeggen dat de huidige chipschaarste structureel wordt?
Wennink: ‘Nee, dat niet. Overal ter wereld wordt nu geld vrijgemaakt - kijk naar de investering van 30 miljard dollar die Intel deze week aankondigde in Europa. Tegen het einde van dit decennium is de wereldwijde chipindustrie dubbel zo groot. Dat geldt dus ook voor ons: onze productiecapaciteit moet tegen 2030 maal twee. Die uitbreiding moet je natuurlijk ook nog eens vermenigvuldigen met de enorme productiviteitswinst van elke nieuwe generatie machines. Zo zullen we die exponentiële groei in de vraag naar chips uiteindelijk wel kunnen volgen. Maar dat is een buikgevoel, geen wiskundige zekerheid.’
In de nieuwe generaties machines, die een beroep doen op extreem ultraviolet licht, zijn jullie alleenheerser. Houdt zo’n monopoliepositie ook het risico in dat je als bedrijf lui wordt?
Wennink: ‘Onze grootste concurrent is niet Canon of Nikon, maar de wet van Moore. Op het moment dat we niet meer in staat zijn de kosten per bijkomende transistor (het basisonderdeel op een chip, red.) elke twee tot drie jaar te halveren, waarom zouden de klanten dan onze volgende machine kopen? We hebben dus motivatie genoeg om te blijven innoveren. Zolang dat lukt, verkoop je je machines. Vandaag voor 200 miljoen dollar per stuk, in plaats van 5 miljoen 30 jaar geleden. Je kan gerust de enige zijn die een bepaalde technologie ontwikkeld heeft, je mag er alleen geen misbruik van maken.’
Onze grootste concurrent is niet Canon of Nikon, maar de wet van Moore.
Het einde van de wet van Moore wordt her en der al voorspeld. Is dat taboe bij ASML?
Wennink: ‘Zeker niet. Maar we zijn ervan overtuigd dat we nog heel wat decennia voortkunnen. Toen Martin van den Brink, onze chief technology officer en co-president, me 23 jaar geleden vroeg of ik hier wilde komen werken, vroeg ik: ‘Waarom zou ik komen? Want die wet van Moore, hoelang gaat die nog mee?’ Hij antwoordde: ‘Als je zin hebt om het 15 jaar vol te houden, kom dan maar.’ Vandaag zou hij precies hetzelfde antwoorden.’
‘Alleen moet je er nu meer energie en R&D in stoppen om dat voor elkaar te krijgen. Natuurlijk is er een fysische limiet aan de geometrische verkleining van chips en chipmachines, maar die zien we de komende 20 jaar niet. De technologie van EUV (die chips kan maken tot 7 nanometer, red.) is pas vorig jaar in hoge volumes in de chipfabrieken in gebruik genomen. De komende 20 jaar kan dat de meest geavanceerde machine blijven. 95 procent van de oudere generatie machines draait ook nog steeds. Het schalen van de transistoren op de chip is bovendien niet alleen een gevolg van betere lithografie - ons metier - maar ook van de materialen, van de architectuur van de chip, van de systeemintegratie, enzovoort.’
Jullie broodje is de komende decennia gebakken?
Wennink: (droog) ‘Ja.’
Ons broodje is voor decennia gebakken.
Als een bedrijf strategisch zo belangrijk wordt, kan je dan nog weerstaan aan geopolitieke druk?
Wennink: ‘Monique vindt het wel leuk, al die aandacht. (lacht) Maar ik niet altijd, nee. Dat trekken aan onze mouw beperkt je ook soms. Maar uiteindelijk ligt de grens altijd bij de wetgeving.’
‘We zien gebeuren wat 50 jaar geleden ook gebeurde. Tot 1973 was olie overal en in grote hoeveelheden beschikbaar. Door de oliecrisis werd ze plots een geopolitieke speelbal. Hetzelfde verhaal vandaag: halfgeleiders zijn er altijd geweest, tot ze plots op zijn. Dan wordt het een politiek-strategisch issue, en stelt plots iedereen de vraag: waar zitten die chips eigenlijk? Wel, 80 procent ervan wordt gemaakt in Zuidoost-Azië. Willen we eenzijdig afhankelijk zijn van Azië voor zo’n strategisch goed? Sinds de coronacrisis kennen we het antwoord. En dus zie je nu een Europese, een Koreaanse, een Chinese en een Amerikaanse Chips Act.’
Is het mogelijk om een Europees Samsung of TSMC te bouwen, naar analogie met Airbus in de luchtvaart, dat werd gecreëerd als een tegengewicht voor het Amerikaanse Boeing?
Wennink: ‘Nee. Een Airbus van de chipindustrie hadden we 20 jaar geleden al in de steigers moeten zetten. Dat is nu te complex. Er is een reden waarom een fabriek om 90 nanometerchips te maken 3 miljard dollar kost, en een fabriek om 5 nanometerchips te maken 20 miljard dollar kost. Europese chipbedrijven als NXP, Infineon, STMicroelectronics of Robert Bosch kunnen heel goed de kleinste chips ontwerpen, maar ze kunnen ze niet maken. Maar je kan wel een Europese vestiging van Samsung of Intel in Europa neerzetten.’
‘Daarbij moet er trouwens ook aandacht zijn voor de oudere generaties chips. De grootste tekorten zitten niet bij de nieuwste generatie, maar bij de mature chips. Het internet der dingen wordt opgetrokken uit relatief eenvoudige sensorchips. Die zijn supergoedkoop, een paar cent per chip, maar je creëert er wel heel veel waarde mee. Ook smartphones of auto’s maken bij elke volgende upgrade vooral gebruik van extra mature chips, niet van de meest geavanceerde. Digitalisering kan maar bij gratie van systeemdenken, waarbij je elk radertje nodig hebt. Een Europese Chips Act moet dus niet alleen gaan over de chips van de volgende generatie - belangrijk voor heel grote rekenkracht, data en artificial intelligence - maar ook over de heel eenvoudige chips.’