Voorwaardelijk omdat;
Aandachtspunten zijn er ook. Het telen van biogrondstoffen is een ingewikkelde discussie. Hierover is uitvoerig met
experts gesproken. Het gedeelde beeld hieruit is dat als we de materialentransitie van de grond willen krijgen, dan is deze
opschaling nodig. Wel dient dit op duurzame en natuur inclusieve wijze te gebeuren. Ook zal richting toekomst de nadruk
op nieuwe biogrondstoffen en reststromen moeten liggen. Het is een kwestie van én én volgens experts. De biet is volgens
experts momenteel de meest efficiënte grondstof voor opschaling, aangevuld met houtachtige, reststromen en inzet op
de doorontwikkeling van andere biobased bouwstenen. Het spreekt de commissie aan dat het voorstel ook inzet op deze
mix, gezien een groot deel van het budget naar een onderzoeksprogramma gaat voor de ontwikkeling van duurzame
biogrondstoffen en nieuwe biobased bouwstenen.
Ten eerste is het CPB kritisch over de legitimiteit van het investeren in programmalijn zes (industriële glycolproductie).
De gevraagde Nationaal Groeifonds-financiering is procentueel gezien bescheiden, maar betreft evengoed 53 miljoen
Commissie Nationaal Groeifonds | Rapport derde beoordelingsronde · Juni 2023 | 119
euro. In lijn hiermee is de commissie van mening dat er inderdaad sprake is van een onrendabele top die met publiek
geld afgedekt zou kunnen worden, maar dat de onrendabele top vooraf niet goed in te schatten is. Daarom adviseert de
commissie als voorwaarde te stellen dat een passende transactie, bijvoorbeeld in de vorm van een ex-post subsidie, samen
met InvestNL wordt uitgewerkt.
De tweede reden om fase één voorwaardelijk te maken, is dat de commissie meer inzicht wil hebben in de potentiële
impact van het programma, zonder programmalijn vijf. Bovendien is er voor programmalijn zes, de glycolfabriek, ook
kans op een negatieve investeringsbeslissing. Om meer zekerheid te krijgen over een alternatief scenario zonder deze
glycolfabriek, en de toegevoegde waarde van dat scenario, adviseert de commissie op dit punt aanvullende voorwaarden
te stellen.
Derde reden is dat de commissie er zeker van wil zijn dat de teelt die met dit voorstel wordt voorzien, op duurzame, en waar
mogelijk, op natuur inclusieve wijze plaatsvindt. In lijn hiermee is de commissie van mening dat richting de toekomst
de nadruk meer op nieuwe biogrondstoffen en reststromen zou moeten liggen en dat de milieuwinst altijd moet worden
bezien in het bredere plaatje van alternatieve aanwending van biomassa in de vorm van hernieuwbare energie en
voedselproductie. Om voldoende zekerheid te krijgen dat een duurzame aanpak integraal onderdeel uitmaakt van het
programma, adviseert de commissie ook op dit punt een aanvullende voorwaarde.
Tot slot is de voorwaardelijke toekenning van 102 miljoen euro lager dan initieel is aangevraagd voor de eerste fase.
De reden hiervoor is dat de kosten gerelateerd aan programmalijn zes, die in fase één gemaakt worden, naar fase twee
verschoven zijn. De commissie vindt het niet doelmatig om publiek geld te verstrekken aan de fabriek voordat het
investeringsbesluit is genomen