Robotica?
'Innovaties in de zorg zijn vaak overkill'
Medische innovaties zijn nog te vaak toevalstreffers, zegt Joris Jaspers, hoofd innovatie Medische Technologie in het UMC Utrecht. De industrie ontwikkelt een nieuwe technologie en pusht deze, maar vaak sluiten de innovaties net niet aan bij de behoefte in de praktijk.
E
en robot is helemaal niet de oplossing. Dat dacht Joris Jaspers toen de chirurgische robotica hun intrede in de zorgwereld deden. Ja, de bekende Da Vinci Robot, een op afstand bestuurbare operatierobot, maakt het werk voor chirurgen weliswaar makkelijker en zorgt ervoor dat zij bijvoorbeeld minder last hebben van hun rug door een verkeerde werkhouding. Maar is daar geen eenvoudigere oplossing voor te bedenken? vroeg het hoofd innovatie Medische Technologie in het UMC Utrecht en universitair hoofddocent arbeidsbesparende hulpmiddelen zich af.
‘Als je mij een leaseauto zou laten uitkiezen dan zeg ik ook: doe mij maar een Tesla,’ zegt Jaspers in zijn werkkamer in het Utrechtse ziekenhuis. ‘Maar als je economisch kijkt, en je moet het zelf betalen, dan kom je tot een andere conclusie.’ En dus rijdt Jaspers niet in een Tesla naar zijn werk, maar in een ‘C1’tje’ en ‘die komt er ook gewoon’.
Joris Jaspers, hoofd innovatie op het UMC Utrecht, met de door zijn afdeling ontwikkelde camera-arm voor kijkoperaties. Foto: Peter Boer
Het voorbeeld van de leaseauto gebruikt Jaspers om te schetsen wat vaak het probleem met medische innovaties is. ‘Een fabrikant heeft een Tesla ontwikkeld, omdat je daarmee naar je werk kunt gaan. Mensen zitten daarin en denken: goh, dat is makkelijker dan fietsen. Het is sneller, ik zit droog. Als er dan nooit iemand met een C1’tje achteraan komt en zegt: zo kan het ook, maar dan tien keer zo goedkoop. Dan lijkt die Tesla inderdaad de beste oplossing.’ Ook in de zorg wordt volgens Jaspers te vaak een innovatie bedacht die een ‘overkill’ is voor een probleem.
Jaspers is opgeleid als techneut – hij studeerde werktuigbouwkunde aan de TU Delft – en promoveerde op onderzoek naar eenvoudigere alternatieven voor robotchirurgie. Bij het UMC Utrecht bedenkt en ontwikkelt hij samen met zijn team innovaties die medisch specialisten en verpleegkundigen ondersteunen in hun werk en die zorgen dat zij efficiënter kunnen werken. En dat is nodig, zegt Jaspers. Zo blijkt uit onderzoek bijvoorbeeld dat 85% van de zorgverleners lichamelijke klachten ervaart als gevolg van hun werk.
Robots zijn een manier maar zeker niet de enige om deze klachten op te lossen. Een voorbeeld: enkele jaren geleden hebben Jaspers en zijn collega’s bij het UMC Utrecht een camera-arm ontwikkeld die gebruikt kan worden bij onder andere kijkoperaties. Zo wordt de camera-assistent, die normaal lange tijd de camera vast moet houden, overbodig. ‘Ook daar zijn robots voor ontwikkeld, maar eigenlijk wil je gewoon een statief. Dus hebben wij een eenvoudig te bedienen arm gemaakt, de Mofixx.’ Voor de ontwikkeling van de arm werd samengewerkt met het bedrijf Indes. ‘Door die samenwerking vergroot je de kans dat er een verkoopbaar product uitkomt.’
Binnen het UMC Utrecht worden verschillende innovaties ontwikkeld die de zorg efficiënter moeten maken. Waar komen de ideeën hiervoor vandaan?
‘Een zorgverlener komt uit zichzelf niet zo snel met een innovatief idee. Dat is ook wel logisch, want ze werken heel operationeel. Mensen die dagelijks hetzelfde doen, zijn niet bezig met hoe ze dat morgen anders moeten doen. Bovendien zijn zorgverleners overbelast. Ze hebben al moeite om de dagelijkse dingen op tijd af te krijgen en hebben dus niet de tijd en de mindset om met nieuwe ideeën bezig te zijn.
We hebben eigenlijk het liefst dat zorgverleners wel zelf met het initiële idee komen. Dan weet je dat ze ook intrinsiek gemotiveerd zijn om het te gaan gebruiken. Maar nu komt het initiatief vaak van ons, van de innovatieafdeling. En dan is het ontzettend belangrijk dat je je verplaatst in die zorg. Zo ga ik soms mee opereren. Niet snijden hoor, maar voelen wat de chirurg doet. Aan de tekentafel of via een vraaggesprek kan je dat niet echt handig uitvragen.’
Is het moeilijk om zorgverleners mee te krijgen bij de innovaties die jullie bedenken?
‘Dat is best wel eens lastig. Ik begeleid tegenwoordig een promovenda, een ontwerpster, en haar opdracht is om te kijken welke methode werkt om verpleegkundigen mee te krijgen in het innovatieproces. Als we nu een workshop organiseren en we nodigen het hele ziekenhuis uit dan komt er niemand. Mensen kunnen niet uitgeroosterd worden, dus zijn we nu andere methodes aan het onderzoeken.
Bij medisch specialisten is het vaak het makkelijkst om je gewoon maar om te kleden en naar een operatiekamer te gaan. Daar zitten altijd wel wat lege momenten en gaten. En daar heb ik de meeste inspiraties vandaan gehaald. Ik stel daar dan gewoon de vraag: waarom doe je dat zo? Heel vaak is dan het antwoord: dat doen we altijd al zo, dat staat in het protocol. Dat is ook geen onzin, patiëntveiligheid staat boven alles. Alleen is dat natuurlijk wel een rem op innovatie. Innovatie brengt risico’s met zich mee.’
Is dat de belangrijkste rem op innovaties in de zorg, die drang om alles in protocollen te doen?
‘Ja, zorgverleners zijn gericht op vaste patronen, zo zijn ze opgeleid. De achterliggende gedachte van die protocollen is natuurlijk dat je een risico neemt als je het anders doet. Dat maakt dat het wiel niet lekker doordraait en is vastgezet op een manier die blijkbaar werkt.
Maar als we op deze voet doorgaan dan houdt dit geen stand. De zorgvraag neemt toe door de vergrijzing en het werk moeten we doen met minder mensen, omdat de beroepsbevolking gaat krimpen. Als je de trends volgt zou straks 40% van de beroepsbevolking in de zorg werken. We weten allemaal dat dat niet gaat gebeuren. Dat betekent dat je het moet doen met de mensen die je hebt. En je ziet nu al krapte. Bijvoorbeeld aan specialistisch verpleegkundigen en OK-assistenten komt gewoon echt een tekort.’