Hoe Amerika het geloof in de vrije markt opgaf
Ooit de natie die de antitrust uitvond, zijn de Verenigde Staten nu het land van machtige bijna-monopolies. Gevolg: hoge prijzen en weinig keus voor consumenten. Is het voormalige concurrentieparadijs nog te redden?
Wat is de overeenkomst tussen medische apparatuur, binnenlandse vluchten en bier? Alle drie zijn ze goed voor een miljardenmarkt in de Verenigde Staten en in alle drie de gevallen wordt meer dan driekwart van de omzet gemaakt door maximaal vier bedrijven. En dus staan bierbrouwerijen, luchtvaartmaatschappijen en producenten van ziekenhuisapparaten op de zwarte lijst van het Open Markets Institute (OPI), een denktank in Washington die een vrije en toegankelijke markt bepleit.
Samen met onder andere dierenbenodigdheden, zoekmachines en tandartsverzekeringen vormen deze sectoren een tableau dat het OPI omschrijft als de American concentration crisis: een economie met een steeds groter marktaandeel in handen van een steeds kleiner aantal spelers.
Dit soort bevindingen dwingen om ingesleten aannames opnieuw onder de loep te nemen. De Verenigde Staten staan bekend als het land waar de vrije markt heilig is, waar ondernemers een kans krijgen en consumenten hoge prijzen, matige service en andere inefficiënties genadeloos afstraffen. De realiteit lijkt anders: Amerika is het land van machtige bijna-monopolies.
Wie medicijnen nodig heeft, komt doorgaans terecht bij een van de vier apotheken die samen 75% van de markt in handen hebben. Er zijn welgeteld drie wasmachineproducenten in de VS. Boeren halen hun zaad voor 80% bij Bayer of DowDuPont. Heeft Amerika het geloof in de heilzaamheid van concurrentie stilletjes opgegeven?
Weinig werk gemaakt van antitrust
Een toenemend aantal experts beantwoordt die vraag met ja. ‘De afgelopen twintig jaar hebben bestaande bedrijven hun marktaandeel vergroot door concurrenten op te kopen en in Washington te lobbyen tegen mededingingsbeleid’, zegt Thomas Philippon, hoogleraar aan de Stern Business School in New York. ‘Amerika is het land dat antitrust heeft uitgevonden, maar heeft er de afgelopen decennia weinig werk van gemaakt’.
Philippon is de auteur van The Great Reversal. How America gave up on free markets, een veelbesproken boek waarin deze Fransman laat zien dat de EU er beter in slaagt marktconcentratie tegen te gaan dan de VS. Iedere expat die het oude continent verruilt voor de nieuwe wereld, merkt waar Philippon het over heeft. De eerste behoeften van een nieuw bestaan - een internetaansluiting en een mobiele telefoon - zijn in Amerika twee keer zo duur als in Europa. ‘Toen ik 1999 naar de VS verhuisde was het precies andersom’, zegt Philippon, die uitrekende dat de doorsnee Amerikaanse consument $5000 dollar per jaar goedkoper uit zou kunnen zijn bij meer concurrentie.
Gigantische zorgkosten
The Great reversal maakt ook duidelijk waarom zowel de overheid als gezinnen in de VS zuchten onder gigantische zorgkosten: ziekenhuizen, verzekeraars en farmaceuten vormen een gesloten wereld van fusies en overnames - met meer dan zeventig per jaar - en worden niet gedwongen hun prijzen te verlagen. Deze schaalvergroting heeft een zichzelf versterkend effect: hoe groter de ziekenhuisketen, hoe makkelijker het is om de kleintjes op te kopen.
Wie denkt dat de Amerikaanse consument hier efficiëntie of gewaarborgde kwaliteit voor terugkrijgt, komt bedrogen uit. Van alle welvarende landen scoren de VS als een van de laagste op de Healthcare Access and Quality Index, een graadmeter voor resultaat van zorg.
Stijgende prijzen
Het beeld van veel overnames en weinig verbetering, anders dan voor winsten en aandeelhouders, gaat op voor de economie van de VS als geheel. De Federal Reserve onderzocht bijna een decennium aan overnames in verschillende sectoren en kwam tot de conclusie dat in geen enkel geval de productiviteit omhoogging, terwijl overal de prijzen stegen.
Het is veelzeggend dat de VS een les concurrentiebevordering nodig hebben van een Europeaan als Philippon, maar ook inheemse experts trekken aan de bel. ‘Amerika heeft een gigantisch monopolieprobleem’, schreef Joseph Stiglitz in 2017 in weekblad The Nation. ‘Er heerst een breed gevoel van machteloosheid in zowel ons economische als in ons politieke leven’, aldus de Nobelprijswinnaar. Tim Wu, hoogleraar recht aan Columbia University, waarschuwt in The Curse of Bigness. Antitrust in the Gilded Age voor commerciële giganten die consumenten en concurrenten ‘straffeloos’ kunnen behandelen en ‘een enorme invloed over onze levens hebben gekregen’.
Online-retail
Onlangs publiceerde Wu een opiniestuk in The New York Times waarin hij berichtte over sluiting van de ijzerhandel bij hem om de hoek. Stijgende vastgoedprijzen, maar vooral de opmars van onlineverkoop hadden de kleine neringdoende de das omgedaan. Wu’s casus was op zich al uitzonderlijk (klusbenodigdheden worden voor 87% bij drie grote bedrijven gekocht) en vestigde de aandacht op de markt die het minst lijkt op het concurrentieparadijs dat de VS ooit wilden zijn: nergens is het gebrek aan alternatieven groter dan in de online-retail.
Amazon heeft grofweg de helft van alle verkoop via internet in handen, is daarmee bij uitstek het voorbeeld van één enkel bedrijf dat de markt in een ijzeren greep houdt (de nummer twee online-retailer is eBay, waar 7% van het totaal wordt verhandeld). Bij taxiritten is de keuze vooral tussen Uber en Lyft. ‘Bij de digitale platformen is er sprake van een monopsonie (een enkele koper die een monopolistische markt domineert, red.), waarbij de macht van een bedrijf zich uitstrekt naar leveranciers en werknemers’, zegt Thomas Philippon. ‘Die hebben weinig alternatieven om hun arbeid of goederen en diensten te verkopen’.